Reken — Synoniemen, betekenis en gebruik
We hebben 4 synoniemen voor reken gevonden. Zie hieronder wat reken betekent en hoe het in het Nederlands wordt gebruikt.
Reken heeft meer dan één betekenis, afhankelijk van de context .
1) - ramen, rekenen, schatten
2) -
Zie alle synoniemen hieronder.
Synoniemen van reken
Wat doet reken?
Reken betekent ramen.
Hoe wordt het woord reken gebruikt?
Het woord reken wordt meestal in het midden van een zin gebruikt en wordt uitgesproken zoals het klinkt.
Het kan ook in meer formele contexten worden gebruikt.
Reken Voorkomen in kruiswoordraadsels
Laag Gemiddeld Hoog
reken verschijnt zelden in kruiswoordpuzzels.
Woorden beginnend met reken
- Rekenaar
- Rekenaarster
- Rekenapparaat
- Rekenarij
- Rekenautomaat
- Rekenboek
- Rekenbord
- Rekencapaciteit
- Rekencentrum
- Rekeneenheid
- Rekenen
- Rekenen op
- Rekenen tot
- Rekenfout
- Rekenhof
- Rekenhulpmiddel
- Rekening
- Rekening afsluiten
- Rekening houden
- Rekening over geleden schade
- Rekening vereffenen
- Rekening-courant
- Rekening-courantkrediet
- Rekeningcourant
- Rekeninghouder
- Rekeningnummer
- Rekeningoverzicht
- Rekeningsaldo
- Rekeningschema
- Rekeninguittreksel
- Rekenkracht
- Rekenkunde
- Rekenkundig
- Rekenkundig begrip
- Rekenkundige bewerking
- Rekenkundige operatie
- Rekenkundige opgave
- Rekenkundige term
- Rekenkunst
- Rekenlat
- Rekenles
- Rekenliniaal
- Rekenmachine
- Rekenmeester
- Rekenmethode
- Rekenmodel
- Rekenmunt
- Rekenonderwijs
- Rekenopgave
- Rekenorgaan
Woorden die eindigen op reken
- Aan stukken breken
- Aanbreken
- Aanpreken
- Aanspreken
- Aanwijzing van gebreken
- Afbreken
- Afpreken
- Afspreken
- Bepreken
- Bespreken
- Binnen breken
- Binnenbreken
- Bits toespreken
- Breken
- Buikspreken
- Doorbreken
- Doorspreken
- Echtbreken
- Een voor een luid uitspreken
- Gauw te breken
- Gebreken
- Gereken
- Goedspreken
- Grondig bespreken
- Grootspreken
- Het afbreken
- Het ontbreken
- Hoofdbreken
- In stukjes breken
- In stukken breken
- Inbreken
- Inspreken
- Knappend breken
- Kwaadspreken
- Losbreken
- Meespreken
- Moed inspreken
- Nabespreken
- Naspreken
- Omstreken
- Onderbreken
- Onderspreken
- Onduidelijk spreken
- Ongestreken
- Ontbreken
- Ontevreden aanspreken
- Onvermogen om te spreken
- Onvermogen tot spreken
- Onverstaanbaar spreken
- Opbeurend toespreken