Voor — Synoniemen, betekenis en gebruik
We hebben 6 synoniemen voor voor gevonden. Zie hieronder wat voor betekent en hoe het in het Nederlands wordt gebruikt.
Voor heeft meer dan één betekenis, afhankelijk van de context .
1) - boterham, inkeping, snee
2) - pro,
3) -
4) -
Zie alle synoniemen hieronder.
Synoniemen van voor
Wat doet voor?
Voor betekent boterham.
Hoe wordt het woord voor gebruikt?
Het woord voor wordt meestal in het midden van een zin gebruikt en wordt uitgesproken zoals het klinkt.
Het kan ook in meer formele contexten worden gebruikt.
Voor Voorkomen in kruiswoordraadsels
Laag Gemiddeld Hoog
voor verschijnt zelden in kruiswoordpuzzels.
Woorden beginnend met voor
- Voor 't overige
- Voor aap staan
- Voor al het andere
- Voor alle doeleinden
- Voor alle gevallen geldig
- Vóór alles
- Voor alles
- Voor alles geldend
- Voor arbeid betalen
- Voor bederf behoeden
- Voor de aap staan
- Voor de bakker
- Voor de dag komen
- Voor de gek houden
- Voor de gek houderij
- Voor de helft
- Voor de lol
- Voor de tweede keer
- Voor de voeten gooien
- Voor een baby minder actief
- Voor elkaar
- Voor elkaar krijgen
- Voor enige tijd
- Voor gek staan
- Voor het gevecht uitrusten
- Voor het lapje houden
- Voor het merendeel
- Voor het overige
- Voor iets boeten
- Voor iets uitkomen
- Voor immer
- Voor mekaar
- Voor niets
- Voor zich innemen
- Voor zichzelf opkomend
- Vóór zijn
- Voor- en tegenspoed
- Voor-de-gek-houderij
- Vooraanduiding
- Vooraankondiging
- Vooraanmelden
- Vooraanmelding
- Vooraanstaand
- Vooraanstaande
- Vooraanzicht
- Vooradvies
- Vooraf
- Vooraf bepaald
- Vooraf beraamd
- Vooraf vaststellen
Woorden die eindigen op voor
- Aanzien voor
- Alvoor
- Ander woord voor
- Begrip hebben voor
- Bekwaam genoeg voor
- Berekend zijn voor
- Boeten voor
- Carnivoor
- Daarvoor
- Doorgaan voor
- Ervoor
- Gronden aanvoeren voor
- Herbivoor
- Houden voor
- In ruil voor
- Inspringen voor
- Instaan voor
- Invallen voor
- Ivoor
- Kunstivoor
- Linksvoor
- Loon geven voor
- Middenvoor
- Midvoor
- Niet voor
- Nog voor
- Omnivoor
- Onderdoen voor
- Oppassen voor
- Pleiten voor
- Rechtsvoor
- Streepje voor
- Uitkomen voor
- Waardering geven voor
- Waarnemen voor
- Waken voor
- Zorg dragen voor
- Zorgen voor